Schelmentoren

De Schelmentoren is een van de oudst zichtbare gedeelte uit de middeleeuwse geschiedenis van Heerlen, de gevangenistoren. Nu bekend onder de naam ‘Schelmentoren’, in de 15de eeuw Bickelstein geheten.

De benaming gevangenistoren legt te zeer de nadruk op één van de vele functies van de toren en doet hem daardoor eigenlijk onrecht. Of de Bickelstein zoveel verhelderender werkt kan betwijfeld worden. De betekenis daarvan is nogal duister, al werd in het verleden het idee geopperd dat Bickelstein de naam was van een of andere familie. Hoe echter de verbinding gelegd moest worden tussen de toren en die familie is nooit duidelijk geworden. Wel is duidelijk dat de toren een respectabele leeftijd heeft.

Wanneer de toren gebouwd is, is niet met zekerheid na te gaan. Bekend is dat hij reeds in de 12de eeuw bestond als verdedigbare woontoren van de Heren van Aare. In de 12de eeuw werd ook de ongeveer 2 meter dikke ommuring van de langvesting aangelegd. Aan de zuidzijde sluit op de oostgevel een deel van die ommuring aan. De landvesting had de vorm van een veelhoek, waarvan de langste zijde 100 meter was. Rond de vesting werd een gracht gegraven van 12 meter breed en 5 meter diep. De toren heeft ook een functie gehad in het verdedigingsstelsel van het fort. Van de zijkanten uit was het immers mogelijk de toegangen tot het fort, veemarkt en Gasthuisstraat te bewaken en bij aanvallen door middel van flankeringsvuur te te verdedigen. De schietgaten – nu dichtgemetseld – bevinden zich alleen in de zijmuren.

Het landsfort kreeg in 1225 de naam Castrum. De toren springt niet uit en kan dus geen waltoren zijn geweest. De kelders staan in verbinding met gangen onder de kerk en het kerkplein. In de Staatse periode van Heerlen – dus na 1661 – komt er een einde aan de functie van het fort en dus ook aan die van de toren. De inwoners proberen nog wel in 1670 aan te kloppen bij de Staten Generaal voor subsidie om de poorten en de walmuur te herstellen, maar het verzoek werd afgewezen. Ook de pogingen om het fort te laten herstellen op kosten van de drie landen van Overmaze lijden uiteindelijk schipbreuk. Dat betekent dat de herstelwerkzaamheden volledig ten laste van de schepenbank Heerlen komen, die dan ook de toren voor vreedzamer doeleinden gaat gebruiken, zoals vergaderruimte, opslagruimte voor hout, maar ook – en daarom de naam Schelmentoren – als gevangenis.

Vooral in de 18de eeuw tijdens de Bokkenrijdersperiode is hij als gevangenis, rechtszaal, martelkamer en raadzaal in gebruik geweest. In deze eeuw heeft hij ook de meeste verandering ondergaan. In 1757 wordt onder andere het gehele dak vernieuwd en de hof wordt in baksteen opgetrokken. Immers pas in de 20ste eeuw is de toren pas los komen te staan. Nu nog is aan de zijkant zichtbaar waar de vroegere predikantswoning tegen de toren aangebouwd was. Niet alleen aan de buitenkant, maar ook in het interieur is bij het opknappen de verbindingsdeur tussen de toren en de predikantswoning weer zichtbaar geworden.

In de vergadering van de schepenbank van Heerlen van 10 oktober 1775 wordt besloten dat de toren ‘geapropieerd’ moet worden in verband met delinquenten wier processen van korte duur zijn. Wel wordt er nadrukkelijk aan toegevoegd dat de aanpassingen niet te veel geld mogen kosten. In de Maastrichtse Gesette wordt een advertentie geplaatst voor de aanbesteding. Blijkbaar is de Heerlenaar P.C. Werzels de laagste bieder, want aan hem wordt het werk gegund. Pas dan worden de cachotten, die altijd in de benedenverdieping zijn geweest, naar de bovenste verdieping verplaatst. Men heeft dit zeker niet gedaan uit bezorgdheid voor de gevangenen – in de kelders was het immers vochtig – maar vooral om ontsnappingen tegen te gaan. De toren was in de 18de eeuw in zo’n slechte staat dat het mogelijk was gaten in de muren te maken en te ontsnappen. Zo wist op 11 december 1684 Peter Eussen zich van zijn boeien te bevrijden en via een gat in de muur te ontsnappen.

In 1773 hebben hier achtereenvolgens 37 bokkenrijders gevangen gezeten. Enkele bokkenrijders hebben een cipier gelyncht – ene zekere heer Beerens – en zijn ontsnapt. Beerens is opgevolgd door cipier Struijk. Deze laatste heeft zijn naam enkele malen in de toren gekerfd, wat nu nog in het trappenhuis te zien is.
Zelfs nog in 1778 wanneer de cachotten op de bovenste verdieping zijn, slaagt Paulus Louppen erin de deuren te forceren en te ontsnappen.

Stadscarnavalsvereniging De Winkbülle, de huidige beheerder van de toren, heeft gelukkig een heel andere filosofie. Ondanks het feit dat de cachotten nog functioneren, zal men tegen zijn wil niet worden vastgehouden, terwijl het toedienen van water en brood ten strengste verboden is. De vereniging gebruikt de toren als vergaderruimte voor haar leden en diverse commissies, zoals de Raad van Elf en het Gilde Blauw Sjuut.